top of page

Op 12 januari 2024 opende wij onze nieuwste expositie met het werk van Rolluf van Laar. Rolluf is op 28 september 2024 overleden. Hij wilde geen aandacht en lofzangen voor zijn persoon; hij heeft echter zoveel betekend voor het GAA, dat we hier niet aan voorbij mogen gaan. Wij laten een selectie zien uit het enorme grafisch ouvre dat hij heeft nagelaten.

Rolluf was er altijd, vanaf de oprichting van het Grafisch Atelier Alkmaar in 1975, samen met Jos van Amsterdam. Helaas kunnen zij beiden ons 50-jarig jubileum in 2025 zelf niet meer meemaken. Ondanks zijn ziekte heeft Rolluf zich tot het laatst toe ingezet voor ons. Hij heeft nog meegedacht over het jubileum en was jurylid bij de Ysbrand Grafiekprijs 2024.

Rolluf was niet alleen kunstenaar, maar ook beheerder, bestuurder en gangmaker en heeft het kunstleven in Alkmaar en daarbuiten verrijkt met zijn werk. De laatste jaren wilde hij geen tentoonstelling van zijn eigen werk, maar nodigde graag andere kunstenaars die op dat moment actief waren in het GAA uit om hun liefde te tonen voor grafiek, zoals bij de tentoonstelling met als thema 'WirWar' in 2023. Hij was de drijvende kracht op de achtergrond. We missen hem erg!

 

Bij de opening van de expositie van het werk van Rolluf van Laar, sprak Alja van Spaan de volgende mooie woorden:

​

Kunstenaars en schrijvers, zei hij, waren zulke aardige mensen, de mensen die

hij het liefst zag. Rolluf was mijn vriend, de man die mij dagelijks las, de man

die zei dat het goed was, beter kon niet, de man op de voorste rij bij elke

poëziemiddag van Reuring, de man met wie ik het project Dichtdruk deed dat

we altijd nog zouden herhalen, de man die me bijdrages stuurde voor mijn

poëziemagazine Meander, zijn naam hoefde er niet onder, de man die mijn

voorkeuren kende, de man die John Cage vertaalde en onderschreef ‘Ik heb niets

te zeggen. En ik zeg het. En dat is poëzie’, de man van de omhelzing, de zwaai

uit de verte, de man die met twee gebakjes in zijn hand naar me toe fietste en

hoe ik dan altijd dacht dat hij zomaar zou kunnen verongelukken, die zijn

mierzoet oranje taartje at terwijl hij misselijk was, en de dood, het aangekondigd

vertrek, op de keukentafel legde in een herinnering aan zijn moeder, ‘misschien’,

zei hij ‘is dat wat een gedicht goed maakt, niet iets wat zich aandient en het in

alle helderheid duidt, maar dat het tijd oplost, een afbakening die er niet meer

toe doet.’

​

de ander

Het is het aanraken. Het kunnen aanraken. Erbij kunnen komen.

Elastiekjes bungelen om je pols, je wikt en weegt,

​

niets hoeft meteen vandaag. Je dacht dat je iets moest kunnen

begrijpen maar je hoeft alleen maar te voelen. En voor

​

nu is dat genoeg. De handen los van het stuur, kijk een meeuw

op de lantaarnpaal, een meisje met waaiend haar,

​

gisteren was het je moeder, een vriendje die kwam spelen, de

kwispelende staart van een hond. De witte vacht net

​

zo smoezelig als het papier onder je, het oppervlak trilt, de

wereld balt zich samen, iedereen onderweg terwijl jij

​

op lucht loopt, steken in je zij. Je herinnert je armleuningen vol

zachtheid, de schittering in haar ogen, honger in

​

haar hals, de beweging die van het loslaten maar toen stond het

er al, haar schaduw, de jouwe dwars door het werk heen.

​

© Alja Spaan, 12 januari 2025

bottom of page